top of page

Acerca van

macro-close-up-view-of-a-golden-decorative-door-en-2022-08-01-04-30-46-utc.jpg

Charter 
en statuten

De boeddhistische verenigingen die ervoor kiezen om lid te worden van de BUB, houden zich aan het ethisch en het maatschappelijk charter. 

Ethisch en Deontologisch Charter

Statuten BUB

Ethisch en Deontologisch Charter

Ongepast gedrag en misbruik in boeddhistische gemeenschappen

Versie: 27-04-2021

1.   De observatie 

Grensoverschrijdend gedrag en misbruik kunnen verschillende vormen aannemen – economisch, lichamelijk, psychisch, seksueel, institutioneel en structureel.

 

Wij beseffen dat in de spirituele context er zich vormen van grensoverschrijdend gedrag en misbruik kunnen voordoen. Het is echter essentieel dat iedere beoefenaar de Dharma kan ontmoeten in een respectvolle, veilige en zorgzame omgeving. Daarom dient iedereen die verantwoordelijkheid draagt m.b.t. bestuur of onderricht bij de lidverenigingen van de Boeddhistische Unie van België erover te waken dat iedereen er het huidige ethisch en deontologisch charter respecteert.  Het is gebaseerd op de noodzaak om alle lijden te vermijden en om de zorg voor het welzijn van de andere te bevorderen.

 

De statuten van de BUB leggen elke lidvereniging op om te waken over het respecteren van dit charter binnen haar vereniging en aan elke leraar om er zijn gedrag mee in overeenstemming te brengen. Bovendien stelt de Boeddhistische Unie van België vertrouwenspersonen ter beschikking van beoefenaars die een gesprek zouden wensen buiten hun eigen gemeenschap of een opvolging door de Ethische en Deontologische Commissie van de Boeddhistische Unie van België.

 

2.   Algemeen beleid van de Belgische Boeddhistische Unie

Dit beleid steunt op drie pijlers: kwaliteitsbeleid, preventiebeleid en te volgen procedure bij melding.
 

2.1. Kwaliteitsdoelstelling

a. Periodiek verdiepen van het huidige charter dankzij de bijdragen van de verenigingen

b. Polsen naar en nagaan van de algemene situatie.

 

c. Het bevorderen van ‘best practices’ met de lidverenigingen van de Europese Boeddhistische Unie. 

d. Historische, culturele en maatschappelijke narratieven[1] in vraag stellen en evalueren die gedrag tot stand brengen of legitimeren dat lijden kan veroorzaken.

e. Beroep doen op advies van onafhankelijke, externe experten
 

2.2. Preventiebeleid

  • Het lidmaatschap van de verenigingen bij de BUB en de benoeming tot boeddhistisch consulent afhankelijk maken van de ondertekening van het huidige charter.

  • Organisatie van vorming en het ter beschikking stellen van informatie rond de problematiek van grensoverschrijdend gedrag en misbruik met o.a. opleidingen, forums en uitwisseling van goede praktijken ten behoeve van de verantwoordelijken van de verenigingen.

  • Verenigingen aanmoedigen om een intern debat te organiseren over deze problematiek en om in hun lokalen en op hun website de volgende informatie ter beschikking te stellen:

    • de tekst van het huidige charter

    • de contactgegevens van de Aanspreekpersonen Integriteit van de vereniging en deze van de Aanspreekpersonen Integriteit van de BUB.

  • De verenigingen die hierom vragen helpen om adequate mechanismen in voege te laten treden om waakzaamheid te garanderen en om daartoe een huishoudelijk reglement op te stellen.

  • De contactinformatie publiceren op de website van de BUB van onafhankelijke en externe gespecialiseerde meldpunten.

  • De contactinformatie publiceren op de website van de BUB van Aanspreekpersonen Integriteit (M en V) in elk van de 3 taalgebieden van België

  • Een lijst van bevoegde therapeuten en diensten aanleggen.

 

2.3. Behandelingsprocedure bij melding

A. Van zodra grensoverschrijdend gedrag of misbruik ter kennis gebracht wordt van de BUB of wanneer er serieuze aanwijzingen van dergelijk gedrag zijn, dienen de organen van de BUB:

  1. het veronderstelde slachtoffer te horen;

  2. de verantwoordelijken van de betrokken vereniging te raadplegen;

  3. de nodige maatregelen te nemen om de integriteit van elke betrokken persoon te waarborgen;

  4. de Ethische en Deontologische Commissie te belasten met een informatieopdracht om op korte termijn de raad van bestuur in te lichten, zodat deze kan beoordelen

    1. welke initiatieven overwogen kunnen worden om het slachtoffer de gepaste hulp te bieden in haar of zijn specifieke situatie ;

    2. welke stappen ondernomen dienen te worden ten opzichte van de dader en de betreffende vereniging;

    3. of er een potentieel gevaar bestaat van strafrechtelijke inbreuk, en het dus al dan niet noodzakelijk is om de politiediensten op de hoogte te brengen van de feiten indien het slachtoffer zich hiervan zou onthouden;

    4. of, in geval van strafrechtelijke inbreuk, het al dan niet aangewezen is om de neerlegging van de functie ongedaan te maken.
       

B. In geval van strafrechtelijke klacht, zonder afbreuk te doen aan het vermoeden van onschuld, maar als voorzorgsmaatregel, contractueel de verplichting voorzien – voor de boeddhistisch consulent bezoldigd door de Staat – om onmiddellijk zijn functies neer te leggen.

De verenigingen aanmoedigen om dezelfde regel aan te nemen jegens hun leraren of begeleiders die als vrijwilliger actief zijn of waarvan de bezoldiging niet ten laste valt van de Staat.

 

C. Als de dader en/of de vereniging waar hij van afhangt de beslissingen van de raad van bestuur van de BUB betwist(en), hebben zij de mogelijkheid de arbitrage van de algemene vergadering in te roepen. Deze zal dan de leden aanduiden van een speciale commissie binnen de BUB zodat deze een rapport kan opstellen voor de algemene vergadering.

 

3.   Grensoverschrijdend gedrag en misbruik

 

3.1. Inleiding

Grensoverschrijdend gedrag en misbruik is een breed maatschappelijk fenomeen. Het vindt meestal plaats binnen de familie, maar komt ook voor bij instellingen, organisaties, (sport)verenigingen of in de werkomgeving. Ook levensbeschouwelijke milieus worden er niet van gespaard. 

MISBRUIK: elke vorm van grensoverschrijdend gedrag, in verbale, non-verbale of fysieke zin, opzettelijk of onopzettelijk, waar geen wederzijdse toestemming voor bestaat, en/of die op een of andere manier is afgedwongen, en/of waar het slachtoffer minderjarig is of in een afhankelijke relatie staat.

De spirituele omgeving kent enkele typische kenmerken die aanleiding kunnen geven tot het ontstaan en het doen voortduren van grensoverschrijdend gedrag of misbruik (positie, charisma en ‘eenzaamheid’ van de begeleider, kwetsbaarheid en devotie van de begeleide, intimiteit van de begeleidingsrelatie, diepgang van het spirituele groeiproces dat vele aspecten van de persoon raakt, enz.).

Grensoverschrijdend gedrag en misbruik:

  • veroorzaakt veel pijn, lijden en negatieve effecten voor de betrokkenen en hun gemeenschap;

  • is niet te verzoenen met de ethische leefregels van de boeddhistische traditie, die inhouden dat relaties noch schade mogen berokkenen aan derden, noch aan zichzelf ;

  • wijzen meestal op een structureel probleem binnen de gemeenschap (onwetendheid, ontkenning, onduidelijke interne communicatie, geruchten, relativeren van de feiten, geheimhouding, enz.).

Bij het beoordelen van het gedrag van een boeddhistische leraar is het nodig onderscheidingsvermogen aan de dag te leggen. Hoewel het belangrijk is de aard van de boeddhistische leer te bewaren, met name de egocentrische neigingen van de geest te ontmaskeren, is het nuttig te benadrukken dat misbruik nooit boeddhistische leer genoemd kan worden. In geval van melding aan een Aanspreekpersoon Integriteit van de BUB van mogelijke inbreuken op het huidige charter, zal de Ethische Commissie worden geraadpleegd om de gemelde feiten te kwalificeren.

 

3.2. Vormen van misbruik

Invoering

Een relatie kan misbruik zijn door seksueel misbruik of fysiek misbruik. Het kan ook emotionele, sociale, financiële, institutionele en spirituele mishandeling omvatten. Misbruik kan komen van spirituele en bestuurlijke leiders jegens leden van de gemeenschap, maar ook van leden van de gemeenschap jegens leiders. De beheerders verbinden zich ertoe rekening te houden met elke situatie van misbruik jegens een lid van de sangha, inclusief vrijwilligers, leraren of werknemers.

Er zijn eeuwenoude praktijken (upaya's) in de verschillende tradities die als gewelddadig of beledigend kunnen worden opgevat - bijvoorbeeld het gebruik van de kyosaku (ontwakingsstok) in het zenboeddhisme - maar die integendeel direct geïnspireerd zijn door de wijsheid en compassie .

Dergelijke praktijken kunnen, met name door westers geschoolde therapeuten, als gewelddadig worden ervaren wanneer ze in wezen worden ingegeven door mededogen. Het is belangrijk om te begrijpen en uit te leggen dat de Dharma-context en de therapeutische context radicaal verschillen.

Meerdere verantwoordelijkheden: het feit dat een leider verschillende functies vervult (“dubbel, drievoudig … hoed”) kan schadelijke gevolgen hebben voor de betrokkenen en de hele sangha. Zowel spirituele gids als therapeut zijn van dezelfde persoon kan, in het geval van een leraar bijvoorbeeld, de relatie leerling/leraar bemoeilijken, de geest van mensen verwarren en de harmonie binnen de sangha ondermijnen. Leraren moeten waakzaam blijven, zich bewust zijn van hun beperkingen en zorgvuldig nadenken over de gevolgen en gevaren van meerdere rollen die door één leider worden gespeeld. Hierbij moet gedacht worden aan: romantische relaties (zie: 3.3.2 Voorzorgsprincipes), financiële relaties (zie: 3.7 Financieel misbruik), intieme vriendschappen, therapeutische en professionele relaties.

3.3. Seksueel grensoverschrijdend gedrag en misbruik 

3.3.1 Gebruikte definities [2] 

Wat is seksueel grensoverschrijdend gedrag?

Seksueel grensoverschrijdend gedrag: elke vorm van seksueel gedrag of seksuele toenadering, in verbale, non-verbale of fysieke zin, waarbij niet wordt voldaan aan één of meerdere van de zes volgende criteria: wederzijdse toestemming, vrijwilligheid, gelijkwaardigheid, passend bij de context, passend bij de leeftijd of ontwikkeling en zelfrespect.
 

Wat is seksueel misbruik?

Seksueel misbruik is elke vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag, in verbale, non-verbale of fysieke zin, opzettelijk of onopzettelijk, waar geen wederzijdse toestemming voor bestaat, en/of die op een of andere manier is afgedwongen, en/of waar het slachtoffer veel jonger is of in een afhankelijke relatie staat.
 

Wat is grooming?

Grooming is het proces waarin de pleger zijn slachtoffer isoleert en bewust voorbereidt op het misbruik. De pleger probeert langzaam het vertrouwen te winnen van zijn slachtoffer en systematisch de grenzen tussen pleger en slachtoffer te laten vervagen. Dat proces kan weken, maanden en zelfs jaren duren. De pleger probeert stapsgewijs dichterbij te komen om geheimhouding mogelijk te maken. Het grooming proces is verraderlijk omdat het hierdoor zal lijken dat het slachtoffer ‘vrijwillig meewerkt’ aan het misbruik.

3.3.2.   Voorzorgsprincipe

In de onderrichtrelatie is er geen “gelijkwaardigheid van

personen” vermits ze niet dezelfde verantwoordelijkheden

uitoefenen en de leraar zich in een machtspositie bevindt.

Voor de leraar is elk initiatief van verleiding en seksueel

gedrag daarom ongepast.

De leraar is een “spirituele vriend” die richting geeft aan de

leden van de Sangha, die hen aanmoedigt en beschermt.

Bewust van zijn rol en zijn verantwoordelijkheid heeft hij

in zijn relatie met zijn leerlingen een onberispelijk gedrag,

zonder ambigu of ongepast woordgebruik. Hij stelt hen

ook geen indiscrete vragen en vertrouwt hen geen

misplaatste vertrouwelijke mededelingen toe. Zelfs als

betrokken personen een gevoel van gelijkheid delen en

zelfs als het initiatief tot toenadering van de leerling komt,

is elke seksueel getinte relatie tussen een leraar en leerling van dien aard dat ze het adequaat verloop van de onderrichtrelatie in gevaar kan brengen en kan deze oorzaak van lijden zijn voor de twee personen, voor elke andere betrokkene en zelf voor de gehele Sangha.

Daarom dient de onderricht relatie opgeschort te worden van zodra een intieme relatie wordt aangegaan tussen de leraar en één van de beoefenaars tegenover wie hij een verantwoordelijkheid uitoefent. Het komt dan elke vereniging toe om de mogelijkheid te onderzoeken om de onderricht relatie te herstellen en de adequate modaliteiten te bepalen om het welzijn te verzekeren van de betrokken personen en van de gemeenschap in zijn geheel.

 

3.4.   Fysiek geweld

 

Geweld tegen de fysieke integriteit van het slachtoffer en van wezens of voorwerpen die hem dierbaar zijn. 

 

3.5.  Psychologisch misbruik

Psychologische mishandeling kan net zo destructief en schadelijk zijn als fysiek misbruik en kan ernstige gevolgen hebben voor de geestelijke gezondheid. Het wordt vaak gebruikt als een manier om macht en controle over iemand te behouden.

Dat gezegd zijnde kan er sprake zijn van emotioneel misbruik in de vorm van:

- verbaal geweld: beledigen, schelden, intimideren, beschuldigen of bedreigen ; en ook liegen, roddelen, pesten, belasteren, verdachtmakingen uiten en/of verspreiden ; eenzijdige geschriften en publicaties verspreiden: bv. mails over iemand rondsturen zonder dat die persoon daarvan op de hoogte is, of het gebruik van denigrerende taal op sociale netwerken ;

- afwijzing: zonder rechtvaardiging voortdurend gedachten, ideeën en meningen verwerpen ;

3.6. sociaal misbruik

Sociaal misbruik is het verhinderen van contact met familieleden, vrienden, dienstverleners en andere mensen of het beperken van de activiteiten van de persoon, waardoor het gevoel van isolement wordt vergroot.

Volgende feiten worden beschouwd als misbruik:

  • het tegen zijn zin opsluiten van een persoon in zijn of haar huis of kamer;

  • het voorkomen dat een persoon de deur opent voor een derde;

  • het ontzegging van toegang tot vervoer of tot communicatiemiddelen;

  • het beleggen van vergaderingen over iemand zonder dat die persoon verwittigd of uitgenodigd wordt, of daarvan gebriefd wordt of een verslag krijgt;

 

3.7.   Financieel misbruik

Iemand die dicht bij het slachtoffer staat, controleert zijn financiën en de toegang tot geld en houdt hem/haar financieel afhankelijk.

Personen met een machtspositie binnen de Sangha mogen niet persoonlijk om belangrijke donaties vragen.

Aan de andere kant mag vrijgevigheid geen bron van macht of manipulatie worden.

3.8.   Institutioneel misbruik

Omdat een Sangha bijna per definitie een hiërarchische structuur kent, is het noodzakelijk om waakzaam te zijn in verband met mogelijkheden tot institutioneel misbruik. In het besef dat de structuur van de Sangha niet noodzakelijk samenvalt met het wettelijk kader van een v.z.w., verdienen volgende aspecten bijzondere aandacht:

Vertrouwelijkheid. De relatie tussen studenten en leraar gaat vaak gepaard met het delen van gevoelige, persoonlijke informatie. Dit vereist van de leraren dat zij dergelijke informatie vertrouwelijk houden uit respect voor de studenten en voor de relatie.
Met het oog op het welzijn van bepaalde individuen en van de Sangha, moeten de leraren in uitzonderlijke gevallen over zulke vertrouwelijkheden kunnen overleggen met andere leraren, met leraren in opleiding, met de voorzitter, of, desgevallend, met deskundigen. In zulke omstandigheden moeten de leraren ernaar streven dat hun overleg vertrouwelijk blijft. Ook de andere verantwoordelijken verbinden zich daartoe. 

   

Verantwoording en bestuur. Het handhaven van het welzijn van de Sangha is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle leden. Leraren nemen eveneens de verantwoordelijkheid om de doelstellingen van verantwoording en transparantie te bevorderen, met inbegrip van financiën, besluitvorming en klachtenbehandeling met inbegrip van ethisch kwesties.

Transparantie. Transparantie is cruciaal om het evenwicht en de harmonie binnen de Sangha te behouden. Leraren zijn alert op potentiële belangenconflicten tussen studenten en andere leden van de Sangha en doen er alles aan om deze te vermijden. Elk belangrijk belangenconflict zal onmiddellijk worden doorgegeven aan de leiders van de Sangha.    

3.9.   Spiritueel misbruik

 

Bij spiritueel misbruik wordt voorkomen dat je je eigen mening hebt over religie, culturele overtuigingen en waarden. Dit misbruik kan gebeuren op basis van religieuze argumenten (bijv. karmisch effect).

Het cultiveren van gevoelens van superioriteit van de eigen boeddhistische traditie of van het boeddhisme in het algemeen moet worden vermeden. Personen van andere religies of filosofische tradities zouden zich welkom moeten voelen om te oefenen binnen de boeddhistische Sanghas.

Een leraar kan sterke spraak of handelingen als leermiddel gebruiken. Dit mag echter niet op een systematische manier worden gebruikt en moet met wijsheid, mededogen en zorgzaamheid gehanteerd worden. 

3.10. Situatie van de vrijwilligers

Vrijwilligerswerk is belangrijk binnen onze Sanghas. Het is een waardevol instrument voor de ontwikkeling van de boeddhistische verenigingen en voor de persoonlijke ontwikkeling van de vrijwilligers. Er bestaat echter een risico op misbruik.

Vrijwilligerswerk moet worden gestructureerd om elke vorm van uitbuiting te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door werkperiodes en vrije tijd voor vrijwilligers vast te leggen om hen niet te zwaar te belasten. Het beschermt hen ook tegen hun eigen enthousiasme dat tot latere uitbuiting zou kunnen leiden. Er kan geen sprake zijn van regelmatig vrijwilligerswerk ter persoonlijke verrijking van een verantwoordelijke. Evenmin gebruiken vrijwilligers hun werk om macht te verwerven in de gemeenschap.

 

SPECIFIEK OVER DE ROL VAN LERAAR

Leraren en spirituele begeleiders erkennen dat hun rol onvermijdelijk aanleiding geeft tot een machtsverschil in hun relaties met studenten en andere Sanghaleden en dat hun woorden en hun daden daarom een groot gewicht in de schaal kunnen leggen. Leraren moeten zich in het bijzonder bewust zijn van de kans op subtiel machtsmisbruik van hun kant.

Leraren mogen hun macht en/of positie niet misbruiken. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het handhaven van passende en duidelijke grenzen tussen leraar en studenten berust altijd bij de leraar. Wanneer beroep gedaan wordt op competenties die de deskundigheid van de leraar te boven gaan, zal hij/zij de studenten doorverwijzen naar de desbetreffende deskundige (op het vlak van bijv. geestelijke gezondheidszorg, geneeskunde, jurisprudentie).

De rol van leraar belichamen, kan een gezond gevoel van nederigheid subtiel ondermijnen. Een gebrek aan nederigheid kan op zijn beurt het vermogen afzwakken om het geheel van verantwoordelijkheden als leraar te huldigen en er ten volle naar te leven.

Leraren waken erover om

  • zorg voor zichzelf te dragen op fysiek, psychologisch en spiritueel vlak,

  • aan zelfonderzoek te doen. Zij zoeken het evenwicht te behouden tussen enerzijds hun rol als leraar en anderzijds hun betrokkenheid in de eigen, reguliere praktijk, hun studie van de Dharma, hun vrije tijd en hun familiale verantwoordelijkheden.

 

SPECIFIEK OVER DE WERKNEMERS EN DE PSYCHOSOCIALE RISICO’S OP HET WERK

Indien personen binnen de structuur van een vereniging tewerkgesteld zijn als werknemers, zijn zij én hun werkgever in hoofde van de arbeidsovereenkomst onderworpen aan de welzijnswet.

Hoofdstuk Vbis van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk (B.S. 18.9.1996) stelt een algemeen kader vast voor de preventie van de psychosociale risico’s op het werk, waaronder stress, geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk.

Geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk maken integraal deel uit van de psychosociale risico’s op het werk en worden dus aangepakt via het algemene kader van de preventie van psychosociale risico’s op het werk. Afdeling 2 van hoofdstuk Vbis besteedt aandacht aan deze specifieke risico’s (in het bijzonder Art. 32ter).

De laatste wijziging in deze wetgeving werd aangebracht door middel van de wetten van 28 februari 2014 en 28 maart 2014.

 

Zie : De gecoördineerde tekst van de aangepaste artikelen van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk (PDF, 597.38 KB)

Zie ook: https://werk.belgie.be/nl/themas/welzijn-op-het-werk/psychosociale-risicos-op-het-werk/wettelijke-bepalingen

 

[1] Ontleend uit het Engelse “narrative”: geheel van dominante vertellingen, overtuigingen en betogen binnen een groep of gemeenschap, die een (subjectieve) voorstelling van de werkelijkheid rechtvaardigen. Deze voorstelling heeft tot doel de identiteit, samenhang en belangen van de groep, de gemeenschap of haar leiders te versterken. Connotaties: fabels, verhalen, mythen, fictie.

[2] De drie definities zijn ontleend aan het Internationaal Centrum Ethiek in de Sport vzw (ICES), een door de Vlaams Minister van Sport erkende organisatie voor beleidsondersteuning en praktijkontwikkeling op het gebied van ethisch sporten.

Zie: : http://www.ethicsandsport.com/
Zie ook: http://voicesfortruthanddignity.eu/be/information

buddha-lotus-flower-2021-08-26-17-53-22-utc.jpg
charte sociétale
pexels-mikhail-grigorev-4497925.jpg

De verenigingen die lid willen worden van de Boeddhistische Unie van België onderschrijven onvoorwaardelijk het hieronder volgende charter: De BUB beschouwt de erkenning van het boeddhisme niet zozeer als de erkenning van een recht maar als de erkenning van een verantwoordelijkheid ten aanzien van de samenleving. De voornaamste verantwoordelijkheid is dat een levensbeschouwing bijdraagt tot een vreedzame samenleving. Onderstaande principes zijn vanuit deze bekommernis geformuleerd. 1. Het boeddhisme is van nature vredelievend. Het hele boeddhisme in al zijn vertakkingen en scholen is een oproep tot wijsheid en mededogen. 2. Het boeddhisme in België heeft zijn erkenning aangevraagd op basis van paragraaf 2 van artikel 181 van de grondwet. Het boeddhisme is geen ‘eredienst’. Het erkent geen boven alle mensen en hun wetten staand opperwezen. Dienstverlening aan mensen en de gemeenschap zit het boeddhisme daarentegen van zijn prilste begin in het bloed. Het boeddhisme beoogt het lijden van de levende wezens te erkennen en te lenigen, en de verschillende boeddhistische tradities hebben in die zin in de loop van hun geschiedenis een brede waaier van methoden en middelen ontwikkeld. 3. De statuten van de BUB zijn heel expliciet. Van de leden verwachten we dat ze: - geen andere bedoelingen hebben dan op een ernstige manier aan boeddhistisch onderricht te doen; - zich niet onverdraagzaam opstellen zowel tegenover andere boeddhistische verenigingen als tegenover andere filosofische of spirituele levensbeschouwingen; - niet aan proselitisme doen. 4. De BUB sluit zich duidelijk en onvoorwaardelijk aan bij de basisprincipes van de Westerse samenleving: de scheiding van Kerk en Staat, het respect voor de democratische besluitvorming, de verdraagzaamheid en het pluralisme, de gelijkheid tussen man en vrouw. Het is vanzelfsprekend dat leraars, consulenten en beoefenaars zich houden aan de wetten van het land en alle regels ten aanzien van inburgering en integratie. 5. De BUB weigert gebruikt te worden als een instrument voor persoonlijke, diplomatieke, economische, communautaire of nationalistische strategieën. De verenigingen blijven onafhankelijk van welke instantie ook, politiek of andere, binnenlands of buitenlands. 6. De boeddhistische centra stellen zich via ten dienste van de bevolking in haar geheel. De dienstverlening van het boeddhisme beperkt zich niet tot de activiteit binnen de centra. De mensen die van het onderricht in de centra genieten zijn allemaal burgers, uit alle lagen van de samenleving, die in het maatschappelijk weefsel geïntegreerd zijn en die in het boeddhistisch onderricht steun en kracht putten om hun eigen maatschappelijke dienstverlening te vervullen. 7. De BUB is samengesteld uit de verschillende boeddhistische tradities vertegenwoordigd in België en zij weerspiegelt daarmee het interne pluralisme eigen aan het boeddhisme.

Neem contact met ons op via dit formulier.

Bedankt dat u contact met ons heeft opgenomen.

bottom of page